woensdag 19 juni 2013

Vlierbloesemsiroop


Het eerste recept kreeg ik ooit van Lut (haar mama) en toen - 20 jaar geleden - was dit de basis voor een lekkere zelfgemaakte limonade. De kinderen werden groot, de siroop vergeten.
Zoveel jaar later dronken we in Gent onze eerste Roomer en bang,  daar was de smaak terug! Deze keer in een aperitief versie. Heerlijk!
Ondertussen maken we terug onze eigen vlierbessensiroop, voor zowel de limonade als de aperitief versie.

Voor de siroop:

50 trossen ongewassen vlierbloesem
6 citroenen in schijfjes
3 l water
2,5 kg suiker
200 gr citroenzuur (apotheek)

Meng alles en laat het 2 dagen trekken. Af en toe omroeren en zeven door een neteldoek.
Wat we niet direct gebruiken bewaar ik in kleine porties in de diepvries (max 1/2 l).

Voor limonade:

1/3 siroop + 2/3 spuitwater. Opdienen met ijsblokjes.

Voor de aperitief:

Meng 1/2 siroop + 1/2 gin en laat dit een paar dagen trekken in de frigo.
Leng aan met plat of bruisend water en een paar ijsblokjes.
Santé!

Abrikozenpittenlikeur

Daar staan ze dan in de zon smaak te vergaren. 2 grote Weckpotten voor het venster. Opwarmen, afkoelen, opwarmen, afkoelen, opwarmen, afkoelen, 3 maanden lang.

Abrikozenpitten drijven erin, het restant van de abrikozenconfituur die mijn moeder elke zomer maakt voor haar heerlijke "lijntjestaarten".

Krijg ik abrikozenpitten dan staan de Weckbokalen (2 x 1,5 liter) in een mum klaar. In een bokaal doe ik 100 gram abrikozenpitten, 1 liter brandy van 36 graden, 600 gram suiker en een halve vanillepeul. En dan, met een houten lepel roeren tot de suiker zo goed als opgelost is. Hermetisch sluiten en gedurende 3 maanden laten trekken, zo mogelijk in de zon. Zeven, 1 dl cognac toevoegen en de likeur in flessen doen. Nog 1 maand laten staan vooraleer te proeven!

Dat het zoet is kun je wel raden. Niet iedereen is daar tuk op. Maar er zijn trouwe fans. Dus voor hen doen we het. Onlangs hoorde ik dat mijn dochter als kleine uk stiekem haar kleine vingertje in de fles stopte om te proeven. Ook zij is fan dus.

zondag 16 juni 2013

Hilde's streusseltaart met rabarber

Dit jaar hebben we ze nog niet geproefd: de heerlijke rabarbertaart van collega Hilde.
De rabarber tiert uitdagend met al dat voorjaarsnat dus misschien moet ik toch eens - als hint - rabarber meenemen voor Hilde. Of ze zelf maken!



Dag 1, maak het kruimeldeeg:

250 gr goede boter
250 gr suiker
125 gr ei
500 gr bloem
eventueel 1 koffielepel bicarbonaat om het deeg knapperig te maken

Meng alle ingrediënten tot een stevige bol, eerst met een mes en daarna met de handen.
Wikkel het in een vochtige handdoek en laat een nacht rusten.
Deze hoeveelheid is goed voor 2 bakblikken en kan tot 2 a 3 weken - in folie - in de koelkast bewaard worden.

Dag 2, de taart maken (voor 1 bakblik)

de helft van het kruimeldeeg
3 eetlepels chapelure of broodkruim
1 kg gepelde en in blokjes gesneden rabarber
125 gram suiker

Bakblik inboteren en bestrooien met wat bloem.
Deeg uitrollen tot 3 a 4 mm en in het bakblik overbrengen.
De chapelure over het deeg uitstrooien, daarop de rabarberblokjes en de suiker verdelen.

Voor de streussel:

125 gr suiker
125 gr boter
125 gr bloem

Meng de suiker, boter en bloem korrelig met de hand en strooi het mengsel over de taart.

Bak de taart ongeveer 25-30 minuten op 180 - 200 graden in een voorverwarmde oven.
Goed laten afkoelen in de bakvorm.

Tip (dank je, Jef): rabarber best oogsten voor 24 juni (Sint-Jan). Rabarber bevat veel oxaalzuur, wat kalk onttrekt aan het lichaam. In de lente bevindt het oxaalzuur zich vooral in de bladeren van de rabarber. Rond Sint-Jan trekt het oxaalzuur terug naar de stengels. Je kunt rabarber gemakkelijk invriezen. Rabarber bewaard ook lang in de frigo: wikkel de stengels eerst in papier en dan in een plastiekzak.